De kievit behoort tot de selecte groep van vogels die het onder de knie heeft gekregen om zijn eigen naam uit te spreken. Razend knap natuurlijk! Misschien heeft hij het ooit eens ergens opgevangen. Sindsdien kan de vogel er geen genoeg van krijgen en roept de hele dag door z’n eigen naam: “Kievit, kievit”.
Waarom de vogels dit gedrag vertonen weet ik niet. Misschien is het pure verwaandheid. Of is het juist het overschreeuwen van een diepgewortelde onzekerheid. Maar apart is het wel. Als je zelf de straat op zou lopen en heel hard “Mens! Mens! Mens!” zou roepen dan zit je binnen de kortste keren bij de psycholoog voor een behandeling.
Meer over de kievit
- In andere talen heet de kievit: Northern Lapwing (Engels, hoewel daar ook gesproken wordt over de ‘peewit’), Kiebitz (Duits), Vanneau huppé (Frans).
- Het vinden van het eerste kievitsei is een traditie die het begin van de lente inluidt. Vroeger werd het aan de Koningin aangeboden, tegenwoordig aan de Commissaris van de Koning. De laatste jaren werd het eerste ei in mijn regio gevonden: 2014 in Delwijnen en in 2015 in Schelluinen.
- De kievit doet er alles aan om vijanden bij zijn nest weg te houden. Kraaien worden met duikvluchten tot de aftocht gedwongen. Soms wordt ook een heel slim toneelspel opgevoerd. Als je zijn nest nadert, doet de kievit alsof hij gewond is in de hoop dat je hem achterna gaat, en probeert je op die manier bij de eieren of jongen weg te lokken.
- Het merendeel van de kieviten overwintert in Zuidwest-Europa.
- Het aantal kieviten neemt gestaag af: waren er in 1980 nog 120.000 broedparen, nu is dat de helft.
- Van een afstand lijkt het een wit-zwarte vogel, maar op bovenstaande foto zie je hoe kleurrijk het verenkleed van de kievit in werkelijkheid is.
- Andere vogels die hun eigen naam roepen zijn bijvoorbeeld de grutto, de tjiftjaf, de oehoe, de kwak, de kauw en de koekoek. En of je het gelooft of niet: ook de kookaburra, luister maar.
Zelfs de Italiaanse dichter Giuseppe Ungaretti – op bezoek in Nederland – verwonderde zich over de kieviten (Pavoncelle in het Italiaans):
Di sopra dune in branco pavoncelle
Volarono e, quella sera, troppo vitrea,
Si ruppe con metallici riflessi
A lampi verdi, turchini, porporini.
Pavoncelle calate qui.
In Sardegna svernato, l’altro giorno.
Le odo, mentre camminano non viste,
Che, frugando se capiti un lombrico,
Per non smarrirsi, di già è buio, stridono.
Tornate al nido, all’alba domattina,
Lo troveranno vuoto,
E la prima dozzina degli ovetti
Scovati (‘Zitti!’ ‘Piano!’ dai monelli,
Si porta in bicicletta a Guglielmina,
‘E Primavera.