Aan de kust van het Franse Audresselles kwam ik deze schichtige springbeestjes tegen die van rots op rots sprongen. Ik kende ze niet, maar had hun naam wel kunnen raden. Het zijn namelijk Rotsspringers. Het zijn primitieve insecten zonder vleugels, maar wel met lange voelsprieten. Ze voelen zich thuis tussen de stenen en voeden zich daar met afval, schimmels en korstmossen.

Een aantal feiten over de Rotsspringers

• Het zijn primitieve dieren, eigenlijk de voorlopers van de insecten.
• Wereldwijd zijn er wel 350 soorten, waarvan 5 in Nederland voorkomen. Langs de kust en de grote rivieren.
• In de Himalaya zijn de tot op 5.500 m hoogte aangetroffen.
• Ze maken hun sprongetjes door het achterlichaam snel samen te trekken.
• Ze hebben goed ontwikkelde samengestelde ogen.
• Eenmaal uit het ei gekomen lijken de larven precies op de volwassenen. Ze moeten nog wel groeien en zeker 8 keer vervellen voor ze volwassen zijn. Dit is pas na 2 jaar het geval. En ook dan blijven ze doorgroeien.
• Maximale leeftijd is 4 jaar.